Bij de naam ‘Andriessen’ denkt men als het om (klassieke) muziek gaat in eerste instantie aan Louis, vervolgens aan diens vader Hendrik en dan aan Louis’ broer Jurriaan. De plaatsnamen die vervolgens in gedachten komen zijn meestal Amsterdam, Haarlem en Utrecht. Weinig bekend is dat de meeste van de in de muziekwereld werkzame leden van de familie tussen ca. 1850 en ca. 1965 hun activiteiten ontplooiden in het Gooi.

De muzikale dynastie begon met de Hilversumse timmerman Cornelis Klz. Andriessen (1814-1895). Hij bekwaamde zich in de muziek en verzorgde vele concerten in de (Rooms-Katholieke) St. Vituskerk aan de Emmastraat. Aan de Veerstraat stichtte hij het Muziekinstituut Andriessen, dat heeft bestaan tot 1971. Zijn zoon Nicolaas Hendrik (1845-1913) verhuisde naar Haarlem en was daar stamvader van een befaamde componistentak: zijn zoon Hendrik (1892-1981) was actief op het gebied van de kerkmuziek, maar schreef o.a. ook symfonieën voor orkest. Zijn zoons Jurriaan (1925-1996) en Louis (1939) zetten de lijn voort. In Hilversum volgde een andere zoon van Cornelis Andriessen, Hendrik Franciscus (1848-1917), zijn vader op als koordirigent en organist van de St. Vitus, en als directeur van Muziekinstituut Andriessen. Na zijn overlijden werd hij opgevolgd door zijn broer. Deze Cornelis (Kees) Andriessen Jr. werd vandaag 150 jaar geleden, op 28 januari 1865, geboren.

Kees was een natuurtalent, dat zich als vanzelfsprekend snel ontwikkelde te midden van elf (oudere) muzikale broers en zussen. Hij kreeg het Gregoriaans met de paplepel in
kees andriessen foto
gegoten. Zijn eerste muzieklessen kreeg hij van zijn vader. Als 12-jarige hield hij toezicht op de studie van zijn vaders leerlingen, die hij regelmatig hielp om moeilijke passages onder de knie te krijgen. Ook was hij vanaf 1881 organist en begeleider van het koor van de Vituskerk, waarvan hij zoals gemeld in 1917 dirigent werd. Zijn zoon Eddy (1902-1950) volgde hem hier in 1926 op, zoals hij dat ook deed in 1942 bij Toonkunst Hilversum. Toen hij zestien jaar was trad hij op in Amsterdam als pianosolist in een concert onder leiding van de vermaarde dirigent en componist Gustav Heinze. Dat was in 1881. In dat jaar schreef hij zijn eerste compositie, een Tantum ergo voor jongensstem en drie mannenstemmen. Maar de jonge Andriessen studeerde verder: harmonieleer bij Richard Hol, vernieuwer en leidend figuur in het Nederlandse muziekleven. Zijn opleiding voltooide hij bij de al even befaamde componist Bernard Zweers, die hem verder schoolde in contrapunt en instrumentatie. Geen wonder dat Kees Andriessen zich met zulke leermeesters ontwikkelde tot een knap musicus, degelijk leraar en meer dan verdienstelijk componist wiens ruim honderd liederen en liedjes overal werden gezongen, thuis, op straat en in het café. Bekende voorbeelden zijn Zaansch Liedeke en Molenaarsdochterken. In 1880 begon de jonge Andriessen-telg muzieklessen te geven. Daarmee kwam het in Hilversum opgebloeide muziekleven onder de invloed van drie Andriessens: Kees Sr. en de zoons Hendrik en Kees Jr. Gedrieën gaven zij concerten in het gebouw van de Katholieke Vereniging, op de plek waar later de KRO-Studio werd gebouwd. Vanaf 1895 organiseerde Kees Jr. kamermuziekavonden in Hof van Holland aan de Kerkbrink. Het leven van Kees Andriessen bleef nauw verbonden met zijn geboorteplaats, onder meer als dirigent van het Toonkunstkoor e
kees andreissen
n van het koor van de Sint Vituskerk. Het Toonkunstkoor Hilversum stond 53 jaar (van 1889 tot 1942) onder zijn leiding. In 1931 werd hij de eerste dirigent van de Hilversumse Orkest Vereniging.

Kees Andriessen componeerde ruim 150 werken, waaronder ca. 100 liederen. Veel hiervan zijn geschreven op teksten van René de Clercq. Een klein deel hiervan verscheen in druk. Enkele jaren geleden werd de Comenius-Cantate uit 1892 herontdekt. Dit werk, op tekst van A.J. Fabius, geschreven ter ere van de 300e geboortedag van de Tsjechische filosoof, theoloog en onderwijsvernieuwer Jan Amos Comenius, werd in 2011 weer uitgevoerd in het kader van de jaarlijkse Comenius-lezing in Naarden. Het werk was letterlijk zoek- en dus in de vergetelheid geraakt. Zijn kleindochter Joke Reinders-Andriessen maakte de restauratie en daarmee de heruitvoering mogelijk. Zij zet zich momenteel in voor een uitvoering (de vijfde) van het Requiem dat Kees Andriessen in 1917 schreef naar aanleiding van het overlijden van zijn broer Hendrik en de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. Meer ontdekkingen zijn te verwachten als de vele handgeschreven composities die zich in de Muziekbibliotheek van de Omroep bevinden worden onderzocht. Daaronder bevinden zich o.a. enkele cantates, koorwerken, orkestwerken (o.a. Carausius en Aan zee), een operette, liederencycli (o.a. Gooiland, voor bariton en orkest), twee pianokwintetten en een vioolsonate. Twaalf van deze titels zijn te vinden op deze website.

Tot op hoge leeftijd bleef Kees Andriessen een actief en spraakmakend concertpianist. Kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog maakte hij een reis naar Java om er zijn oudste zoon op te zoeken. Maar eenmaal in Indië kon hij de herhaalde dringende verzoeken om op te treden niet afslaan. En zo verscheen de inmiddels 74-jarige Andriessen weer op het, ditmaal tropische, podium. Hij trad op in verschillende plaatsen en ook, met groot succes, voor de Indische radio met het pianoconcert van Edvard Grieg. De toenemende oorlogsdreiging in Europa bespaarde hem een lange vermoeiende tournee: in 1939 was hij gedwongen naar Nederland terug te reizen. De organist/pianist/dirigent/muziekpedagoog/componist overleed na een lang ziekbed op 22 januari 1947, bijna 82 jaar oud. De uitvaart van Kees Andriessen vond plaats in de Hilversumse Sint Vituskerk; hij is begraven op de R.K. begraafplaats in Laren. Zijn naam werd opgenomen in het Gulden Boek van Hilversum. Gabriël Smit schreef in de Gooi- en Eemlander: ‘Hij ruste in dien vrede, waarvan hij in zijn eigen Requiem zo ontroerend gezongen heeft.’ Zijn zoons Tom (1899-1974) en Eddy (1902-1950) zetten het Muziekinstituut Andriessen voort. Eddy’s dochter Christine volgde haar vader op, tot haar huwelijk samen met Tom, die tot 1971 actief bleef in het huis aan de Veerstraat (een van de oudste van Hilversum), dat in dat jaar werd gesloopt. Christine’s jongere zuster Joke dirigeerde het Groot Meisjeskoor van de St. Vitus.

Jan Jaap Kassies

Bronnen: * Jan E. Lamme: Toonkunst Hilversum 130 jaar (uitg. Toonkunstkoor Hilversum, 2012) Bevat uitvoerige biografische gegevens over Kees Andriessen. * J. Reinders-Andriessen: Naschrift: Kees Andriessen (1865-1947) * Cor L. Doesburg: Orgels bij de omroep in Nederland (Naarden : Strengholt, 1996)

Met dank aan mevr. J. Reinders-Andriessen