Violist, liedjescomponist bij de AVRO en nog erg veel meer. Beknopte historie van een legende.

Ruim een halve eeuw geleden werd hij ter gelegenheid van zijn 75e verjaardag gehuldigd in het Tuschinski Theater en ontving hij de Zilveren Eremedaille van de Stad Amsterdam, maar inmiddels is de naam Max Tak enigszins in de vergetelheid geraakt. Toch is hij een van de weinigen van zijn generatie met een eigen website – die bij nadere inspectie blijkt te horen bij een naar hem genoemd muziektheatergezelschap. De website meldt dat het gezelschap zijn naam dankt aan dirigent Max Tak die in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw in theater Tuschinski stomme films begeleidde met zijn orkest. Orkest Max Tak (de oorspronkelijke naam van het gezelschap) is in eerste instantie opgericht voor het muzikaal begeleiden van films. Hieraan kunnen nog talloze activiteiten van ras-Amsterdammer Max Tak (geboren op 9 augustus 1891) worden toegevoegd.

Naar de ‘lichte muze’

Max Tak
Gezien zijn opleiding (o.a. compositieles bij Cornelis Dopper) en het feit dat hij tien jaar violist was in het Concertgebouworkest is het opmerkelijk dat Tak de overstap maakte naar ‘de lichte muze’. Aanleiding waren een kennismaking met cabaretleider Jean-Louis Pisuisse en financiële motieven. Tak begon daarop muziek te schrijven bij liedjes die werden uitgevoerd in het ‘Cabaret der Onbekenden’ van Henri Wallig, zoals De O.W.er en Soldatenspel. Vanaf 1915 was hij dirigent van de zomerconcerten in theater Bellevue, en het volgende jaar werd hij leider van het orkest van bioscoop Cinema Palace in de Kalverstraat. In 1921 werd Max Tak dirigent van het theaterorkest van de nieuwe bioscoop Tuschinski in de Reguliersbreestraat. Hij schreef ook liedjes voor het in dat theater gevestigde cabaret La Gaîté, zoals Je t’aime.

In diezelfde jaren was Tak ook actief als muziek- en filmjournalist voor verschillende bladen, was hij werkzaam voor de A.V.R.O.-radio en componeerde en dirigeerde hij muziek bij een aantal speelfilms, zoals Het meisje met den blauwen hoed (1934) en Ergens in Nederland (1940).

Bij de A.V.R.O.

Tak werkte vaak samen met de veelzijdige Alex de Haas, die o.a. de tekst schreef van het openingslied van het populaire A.V.R.O.-programma De bonte Dinsdagavondtrein. Tak was een van de eersten die voor de radiomicrofoon een vioolrecital gaf. Hij schreef de muziek voor 15 oorspronkelijke radiorevues. Met zijn Tuschinski-orkest was hij vele malen bij de A.V.R.O. te horen; later kwam hij bij deze omroepvereniging als adviseur voor de lichte muziek in dienst. Bovendien dirigeerde hij meermalen populaire programma’s met het A.V.R.O.-Omroeporkest en hield hij veertiendaagse radiocauserieën over muzikale onderwerpen.

Daarnaast componeerde hij tientallen liedjes, waarvan er enkele klassiek zijn geworden. Zo hield de acteur Cor Ruys in 1924, in een door Tak geschreven revue, het weemoedige Onder de bomen van het plein ten doop, op tekst van Chef van Dijk. (Dit zou ook de titel worden van de memoires die Tak in 1962 publiceerde.)

Committee for Netherlands Music

Eind oktober 1940 werd de joodse Tak ontslagen bij het Tuschinski Theater, dat inmiddels in Duitse handen was geraakt. Het volgende jaar kwam hij via Spanje en Curaçao in New York, waar hij de rest van zijn leven bleef. Samen met andere geëmigreerden als Bernard Wagenaar, Paul F. Sanders en Julius Hijman richtte Tak het Committee for Netherlands Music op, waarvan hij uitvoerend secretaris was. Samen met Walter Hendricksen (commercieel vertegenwoordiger van Donemus in de VS) lukte het hen er de Nederlandse klassieke muziek (van onder anderen Henk Badings en Marius Monnikendam) aan de man te brengen. Ook was Tak in VS correspondent voor Elseviers Weekblad, las hij voor de AVRO-radio wekelijks zijn gesproken brief New York calling voor en verzorgde een wekelijkse rubriek, Het Max Takkwartiertje, voor de Antilliaanse radio. Max Tak overleed op 8 augustus 1967 in New York (7 augustus in de VS), een dag voor zijn 76e verjaardag.