Op 7 maart 1965 overleed ‘een van de markantste figuren binnen het Nederlandse muziekleven van de 20e eeuw’: Anthon van der Horst. Deze omschrijving is van de hand van Gert Oost, niet alleen een van zijn laatste orgelleerlingen, maar ook zijn biograaf.
De meeste bekendheid verwierf Van der Horst als dirigent van de Nederlandse Bachvereniging. De Naardense Matthäus-Passion-traditie, door Johan Schoonderbeek gesticht, kwam onder zijn handen tot grote bloei. Van 1931 tot 1964 was hij dirigent van dit gezelschap. In deze periode werd de Naardense Matthäus een volwaardige tegenhanger van die van Mengelberg in Amsterdam.
Hij was ook een uitstekende organist en pianist, een dirigent die o.a. voor vele koren en het Concertgebouworkest stond, een wetenschapsman die zich intensief met de uitvoeringspraktijk bezighield (op dit gebied verrichtte hij veel voorwerk in Nederland) èn een belangrijke pedagoog die een groot aantal belangrijke organisten opleidde, onder wie Albert de Klerk, Meindert Boekel, Piet Kee en Bernard Bartelink. In 1948 werd hem vanwege zijn grote kennis van de kerkmuziek door de Theologische Faculteit van de Groningse Universiteit een eredoctoraat verleend.
Het componeren stond echter voor Anthon van der Horst zelf op de eerste plaats.
Anthonie van der Horst werd op 20 juni 1899 geboren in een eenvoudig Amsterdams gezin. Al zeer jong werd zijn muzikale talent ontdekt. Op vierjarige leeftijd speelde hij met zijn vader de symfonieën van Beethoven in een transcriptie voor piano à quatre mains, twee jaar later schreef hij zijn eerste compositie voor tenorsolo, mannenkoor en orkest, en als tienjarige was hij de vaste orgelsolist en begeleider bij een ensemble van zijn vader.
Hij kreeg op het Amsterdams Conservatorium muziektheorie van Anton Tierie, orgelles van Jean Baptiste Charles de Pauw, en compositie van Bernard Zweers.
In 1927 verhuisde het gezin Van der Horst van Amsterdam naar Hilversum. Hier was hij de volgende decennia vooral nauw betrokken bij de V.P.R.O. (later VPRO). Toen deze omroep in 1936 het 10-jarig bestaan vierde in het Amsterdamse Concertgebouw dirigeerde Van der Horst de toegestroomde menigte (2000 mensen), de gemeenschappelijke koren (750 zangers), orkest en orgel in een aantal muzikale intermezzi. Een nog grotere happening met 6 à 7000 mensen vond op 25 september 1938 plaats ter gelegenheid van het 12½ –jarig bestaan van de VPRO in de Houtrusthallen in Den Haag. Voor die gelegenheid componeerde Van der Horst een Jubileumcantate, na paukengeroffel – de dreiging van de tijd weergevend – beginnend met het VPRO-lied De Wachters, op tekst van (directeur) Ds. E.D. Spelberg en muziek van Anthon van der Horst.
De ‘gemiddelde Nederlander’ in de jaren ’50 tot ’65 kende de naam Anthon van der Horst vooral van de ‘Dagopening’ (dinsdag en donderdag) en de ‘Morgenwijding’ (vrijdag en zaterdag) van de VPRO-radio, waarbij hij met een ongelooflijke trouw piano of orgel speelde.
Zijn omvangrijke oeuvre bevat werken in vele genres: liederen, koorwerken, 3 symfonieën, orgelwerken en kamermuziek. Hij ontwikkelde een eigen toonsysteem, de ‘modus conjunctus’, dat hij in een aantal composities toepaste.
De (voormalige) Muziekbibliotheek van de Omroep bezit een aantal handgeschreven composities van Van der Horst, waaronder (een reproductie van) de Chromatische dubbelfuga voor strijkkwartet uit 1917 en het Intermezzo in E gr.t. uit 1941, eveneens voor strijkkwartet.
Verder bevinden zich in deze collectie o.a. een (onvoltooide) Triosonate voor fluit, viool en cello, de autograaf-partituur van het Concerto spagnuolo voor viool en orkest uit 1953, en Réveil voor koperblazers uit 1957, een tune voor NCRV-uitzendingen. Een letterspel levert de noten cis-d-f-a.
Op tekst van Jan Campert componeerde Van der Horst het declamatorium De achttien dooden, voor spreekstem en orkest. Dat omroepverenigingen zich in andere tijden met andere zaken bezighielden blijkt uit enkele werken die hij in opdracht van de VPRO schreef: Avondmaal(s)hymne voor koor, koperkwartet en orgel (1957) en De eerste uit de doden (1961) voor koor en orgel.
Anthon van der Horst voltooide zijn laatste orkestwerk enkele maanden voor zijn overlijden: Salutation joyeuse, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Concertgebouworkest. Enkele maanden na zijn heengaan dirigeerde Bernard Haitink de première van de laatste groet van de componist aan het Nederlandse muziekleven, dat zoveel aan hem te danken heeft.
Salutation joyeuse is ook de titel van een bijzonder project in de Haagse Kloosterkerk in november. Op twee zaterdagmiddagen, 7 en 21/11, worden alle orgelwerken van Anthon van der Horst uitgevoerd door de organisten Geerten van de Wetering en Harmen Tromp, evenals het Concerto pour orgue et orchestre à cordes uit 1960.
Bron: Gert Oost – Anthon van der Horst: leven en werken (Alphen aan den Rijn : Canaletto, 1992)
De meeste bekendheid verwierf Van der Horst als dirigent van de Nederlandse Bachvereniging. De Naardense Matthäus-Passion-traditie, door Johan Schoonderbeek gesticht, kwam onder zijn handen tot grote bloei. Van 1931 tot 1964 was hij dirigent van dit gezelschap. In deze periode werd de Naardense Matthäus een volwaardige tegenhanger van die van Mengelberg in Amsterdam.
Hij was ook een uitstekende organist en pianist, een dirigent die o.a. voor vele koren en het Concertgebouworkest stond, een wetenschapsman die zich intensief met de uitvoeringspraktijk bezighield (op dit gebied verrichtte hij veel voorwerk in Nederland) èn een belangrijke pedagoog die een groot aantal belangrijke organisten opleidde, onder wie Albert de Klerk, Meindert Boekel, Piet Kee en Bernard Bartelink. In 1948 werd hem vanwege zijn grote kennis van de kerkmuziek door de Theologische Faculteit van de Groningse Universiteit een eredoctoraat verleend.
Het componeren stond echter voor Anthon van der Horst zelf op de eerste plaats.
Anthonie van der Horst werd op 20 juni 1899 geboren in een eenvoudig Amsterdams gezin. Al zeer jong werd zijn muzikale talent ontdekt. Op vierjarige leeftijd speelde hij met zijn vader de symfonieën van Beethoven in een transcriptie voor piano à quatre mains, twee jaar later schreef hij zijn eerste compositie voor tenorsolo, mannenkoor en orkest, en als tienjarige was hij de vaste orgelsolist en begeleider bij een ensemble van zijn vader.
Hij kreeg op het Amsterdams Conservatorium muziektheorie van Anton Tierie, orgelles van Jean Baptiste Charles de Pauw, en compositie van Bernard Zweers.
In 1927 verhuisde het gezin Van der Horst van Amsterdam naar Hilversum. Hier was hij de volgende decennia vooral nauw betrokken bij de V.P.R.O. (later VPRO). Toen deze omroep in 1936 het 10-jarig bestaan vierde in het Amsterdamse Concertgebouw dirigeerde Van der Horst de toegestroomde menigte (2000 mensen), de gemeenschappelijke koren (750 zangers), orkest en orgel in een aantal muzikale intermezzi. Een nog grotere happening met 6 à 7000 mensen vond op 25 september 1938 plaats ter gelegenheid van het 12½ –jarig bestaan van de VPRO in de Houtrusthallen in Den Haag. Voor die gelegenheid componeerde Van der Horst een Jubileumcantate, na paukengeroffel – de dreiging van de tijd weergevend – beginnend met het VPRO-lied De Wachters, op tekst van (directeur) Ds. E.D. Spelberg en muziek van Anthon van der Horst.
De ‘gemiddelde Nederlander’ in de jaren ’50 tot ’65 kende de naam Anthon van der Horst vooral van de ‘Dagopening’ (dinsdag en donderdag) en de ‘Morgenwijding’ (vrijdag en zaterdag) van de VPRO-radio, waarbij hij met een ongelooflijke trouw piano of orgel speelde.
Zijn omvangrijke oeuvre bevat werken in vele genres: liederen, koorwerken, 3 symfonieën, orgelwerken en kamermuziek. Hij ontwikkelde een eigen toonsysteem, de ‘modus conjunctus’, dat hij in een aantal composities toepaste.
De (voormalige) Muziekbibliotheek van de Omroep bezit een aantal handgeschreven composities van Van der Horst, waaronder (een reproductie van) de Chromatische dubbelfuga voor strijkkwartet uit 1917 en het Intermezzo in E gr.t. uit 1941, eveneens voor strijkkwartet.
Verder bevinden zich in deze collectie o.a. een (onvoltooide) Triosonate voor fluit, viool en cello, de autograaf-partituur van het Concerto spagnuolo voor viool en orkest uit 1953, en Réveil voor koperblazers uit 1957, een tune voor NCRV-uitzendingen. Een letterspel levert de noten cis-d-f-a.
Op tekst van Jan Campert componeerde Van der Horst het declamatorium De achttien dooden, voor spreekstem en orkest. Dat omroepverenigingen zich in andere tijden met andere zaken bezighielden blijkt uit enkele werken die hij in opdracht van de VPRO schreef: Avondmaal(s)hymne voor koor, koperkwartet en orgel (1957) en De eerste uit de doden (1961) voor koor en orgel.
Anthon van der Horst voltooide zijn laatste orkestwerk enkele maanden voor zijn overlijden: Salutation joyeuse, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Concertgebouworkest. Enkele maanden na zijn heengaan dirigeerde Bernard Haitink de première van de laatste groet van de componist aan het Nederlandse muziekleven, dat zoveel aan hem te danken heeft.
Salutation joyeuse is ook de titel van een bijzonder project in de Haagse Kloosterkerk in november. Op twee zaterdagmiddagen, 7 en 21/11, worden alle orgelwerken van Anthon van der Horst uitgevoerd door de organisten Geerten van de Wetering en Harmen Tromp, evenals het Concerto pour orgue et orchestre à cordes uit 1960.
Bron: Gert Oost – Anthon van der Horst: leven en werken (Alphen aan den Rijn : Canaletto, 1992)
Jan Jaap Kassies
Dit artikel verscheen recentelijk op de MuDaKo-blogsite.